Rechter: "klant van failliet energiebedrijf moet bij overname contract behouden"

In een recente uitspraak, van 10 oktober, van de Rechtbank Amsterdam is geoordeeld dat klanten van een failliete energieleverancier, Flexenergie, hun oude energiecontract behouden als een nieuwe leverancier het klantenbestand van de oude leverancier overkoopt. In de zaak ging het over een energieleverancier die failliet was gegaan waarvan het klantenbestand was overgenomen door een andere energieleverancier, Innova. Een klant die nu bij Innova zijn energie moest afnemen, was het niet eens met de tarieven die Innova hanteerde. Ze wilde dat haar oude contract met veel gunstiger, vaste tarieven werd gerespecteerd. Toen Innova dit weigerde heeft ze de overeenkomst ntbonden. Innova liet het hier niet bij zitten en eiste bij de kantonrechter betaling van de bedragen die de consument op basis van het nieuwe contract zou zijn verschuldigd. De rechter ging in zijn uitspraak hier niet in mee en stelt dat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. De klant is niet juist geïnformeerd over het nieuwe energiecontract. De klant had dit nieuwe energiecontract nooit zo gewild. Hierdoor is het nieuwe energiecontract vernietigbaar en zou het oude contract met de toen geldende tarieven moeten doorlopen. Dit is volgens de consumentenbond en anderen een uitspraak die heel gunstig kan zijn voor consumenten. Alle consumenten die eerder een hogere energierekening kregen doordat zijn energieleverancier failliet ging, zouden immers met dit vonnis schadevergoeding kunnen eisen. Na Flexenergie gingen er nog zeven andere energieleveranciers failliet. Het is dan wel afhankelijk hoe de overname heeft plaatsgevonden. Het geldt namelijk alleen als er een overeenkomst is gesloten tussen de curator van de failliete energiemaatschappij en de nieuwe energieleverancier.

Bij een definitief faillissement van een energieleverancier zijn er twee mogelijkheden. Een leverancier die failliet gaat kan een nieuwe leverancier krijgen die het klantenbestand honoreert, of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) wijst een of meerdere noodleveranciers aan, die het klantenbestand dan verplicht moeten overnemen. Helaas krijgen klanten dan een nieuw variabel contract van de nieuwe leverancier met de op dat moment geldende tarieven. Aangezien de energieprijzen nu hoger liggen dan normaal is dit voor deze klanten heel vervelend. In de zaak had Innova zelf het klantenbestand van Flexenergie overgenomen maar de overgenomen contracten niet gehonoreerd. De rechter heeft nu geoordeeld dat dit niet rechtmatig is. Dit heeft mogelijk ook veel gevolgen voor de 90 duizend klanten die vorig jaar gedwongen naar Eneco overstapten. Bij het faillissement van Welkom Energie kocht Eneco het volledige klantenbestand over. Die klanten behielden niet hun oude contract, maar moesten het veel hogere variabele tarief van Eneco gaan betalen. In de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam ging het weliswaar om twee andere energieleveranciers die op soortgelijke manier hebben gehandeld maar als het klantenbestand van Welkom Energie op dezelfde manier is verkocht aan Eneco, als bij de twee leveranciers waar het in de uitspraak over ging, dan ligt voor de hand dat Eneco ook verkeerd heeft gehandeld. Klanten die eerst bij Welkom Energie zaten en nu bij Eneco en daardoor vastzitten aan het veel hogere variabele tarief zouden dan eventueel schadevergoeding kunnen eisen.

Verplichte medewerking aan DNA-onderzoek

Om het biologisch vaderschap definitief vast te kunnen stellen verzocht een 53-jarige man meermaals zijn vermoedelijke biologische vader een DNA-test te ondergaan. Aan deze vordering werd het recht van het kind inzake afstammingsinformatie ten grondslag gelegd. Dit recht botst echter met het recht van de potentiële vader om niet onvrijwillig een DNA-test te ondergaan alsmede het recht om de eventuele afstamming verborgen te houden. De Hoge Raad oordeelde dat de vermoedelijke biologische vader in beginsel dient mee te werken aan een DNA-onderzoek.

Het recht op afstammingsinformatie kent een fundamenteel karakter en wordt door internationale verdragen beschermd. Zo volgt uit artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) dat eenieder recht heeft op eerbiediging van zijn privéleven. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) houdt laatstgenoemd recht o.a. het volgende in: ‘… everyone should be able to establish details of their identity as individual human beings and that an individual’s entitlement to such information is of importance because of its formative implications for his or her personality. This includes obtaining the information needed to uncover the truth concerning important aspects of one’s personal identity, such as the identity of one’s parents’. Ook bepaalde het EHRM dat de behoefte aan afstammingsinformatie niet kleiner maar juist groter wordt naarmate het kind ouder wordt.

Artikel 8 EVRM beschermt tevens het recht van de potentiële ouder de afstammingsrelatie verborgen te houden en niet tegen zijn of haar wil onderworpen te worden aan een DNA-test. Wanneer de vermoedelijke biologische ouder gedwongen wordt een DNA-test te ondergaan, vormt dat een inbreuk op zijn of haar recht op bescherming van het privéleven. Het recht op afstammingsinformatie moet derhalve worden afgewogen tegen het belang van de vermoedelijke biologische ouder. Dit betekent dat het recht van een kind om zijn of haar afstammingsgeschiedenis te kennen niet absoluut is en kan wijken voor andere zwaarwegende individuele of algemene belangen.

De Hoge Raad neemt als uitgangspunt dat het belang van een, ook meerderjarig, kind om te weten door wie het is verwerkt prevaleert boven dat van de vermoedelijke biologische ouder. Dat de informatie over de biologische afstamming verkregen wordt door de vermoedelijke ouder aan een DNA-test te onderwerpen doet daar niet aan af. Het afnemen van wangslijm is namelijk een relatief geringe inbreuk op de lichamelijke integriteit van de potentiële ouder en wordt gerechtvaardigd door het zwaarwegende belang van het kind. Medewerking aan een DNA-onderzoek is niet afdwingbaar. Wel kan net als i.c. ter afdwinging van de medewerking een dwangsom worden opgelegd.

Het kind hoeft voorts geen concreet belang te hebben bij het verkrijgen van zekerheid omtrent zijn afstamming, zoals het verkrijgen van informatie omtrent erfelijke aandoeningen of het tot stand brengen van familiecontact. Het belang bij het verkrijgen van afstammingsinformatie is namelijk gelegen in het kunnen vormen en ontwikkelen van een eigen identiteit en persoonlijkheid en heeft voorrang boven dat van de biologische ouder. Het hof was van mening dat gelet op de gevorderde leeftijd van de potentiële vader het meewerken aan een DNA-onderzoek belastend voor hem zou zijn. Die omstandigheid kan echter enkel onder uitzonderlijke omstandigheden als gevolg hebben dat de vermoedelijke biologische vader niet dient mee te werken. Dit laat wederom zien dat aan het recht van het kind op het verkrijgen van informatie over zijn of haar biologische afstamming groot gewicht wordt toegekend en de vermoedelijke biologische ouder niet gemakkelijk onder de medewerking uit kan komen.

De algemene voorwaarden: toch maar wel lezen?

Zuchtend klikt u weer op het vakje ‘ik ga akkoord met de algemene voorwaarden’ als u uw internetbestelling afrondt. Tegenwoordig heeft bijna elke (online) dienstverlener wel een set algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst die u afsluit. Maar wat zijn deze voorwaarden, wat heeft u eraan en wanneer kunt u deze vernietigen? In deze bijdrage zal ik stilstaan bij deze drie punten.

Wat zijn algemene voorwaarden?

De wet stelt dat algemene voorwaarden bedingen zijn die bedoeld zijn om in meerdere overeenkomsten gebruikt te worden en deze bedingen mogen niet de kern van de prestaties die verricht moeten worden aangeven. Het zal dus vaak gaan om overeengekomen algemene regels die in meer dan één overeenkomst van toepassing zijn. Daarnaast zullen er in de algemene voorwaarden vaak de rechten van de koper zijn opgenomen, al helemaal als deze een consument is. Hiermee kan een verkoper bijvoorbeeld aan zijn informatieverplichting van het herroepingsrecht van de koper bij koop of afstand voldoen.

Algemene voorwaarden zijn naast de normale overeenkomst die u heeft gesloten een aparte overeenkomst waar u mee heeft ingestemd. Het aanvinken van het vakje ‘ik ga akkoord met de algemene voorwaarden’  of het ondertekenen van een contract waarin een dergelijke zin is opgenomen is dan uw aanvaarding om deze overeenkomst te sluiten. Let op: Of u de algemene voorwaarden daadwerkelijk heeft gelezen is hiervoor niet van belang! Op het moment dat u akkoord gaat met de algemene voorwaarden bent u hier dus in beginsel aan gebonden. In beginsel, want er bestaan wettelijke uitzonderingen waardoor u de algemene voorwaarden geheel of gedeeltelijk zou kunnen vernietigen. Volgens de wet heeft vernietiging terugwerkende kracht, waardoor geacht wordt dat de algemene voorwaarden na vernietiging nooit van toepassing zijn geweest.

 

Wat heb ik aan algemene voorwaarden?

Zoals hiervoor al is benoemd zijn algemene voorwaarden ook bedingen waarmee u heeft ingestemd. U kunt hieraan dus rechten en plichten ontlenen. Zoals reeds benoemd zullen gebruikers van de algemene voorwaarden deze ook gebruiken om aan de wettelijke informatieverplichtingen te doen en dit zijn er nogal wat. Zo zou u als consument bij een koop of afstand vaak in de algemene voorwaarden onder andere kunnen vinden wat de volledige contactgegevens zijn van de verkoper of de mededeling dat het product dat u afgeleverd krijgt aan de overeenkomst moet beantwoorden. Vaak zal er ook een uitsluiting van aansprakelijkheid (exoneratie) voor bepaalde situaties zijn opgenomen in de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden zullen dus voornamelijk bestaan uit informatie die voor u dienstig kan zijn en enkele of meer bepalingen die daarnaast van toepassing zijn op de overeenkomst die u heeft gesloten.

 

Wanneer zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar?

De wet geeft twee gronden waarop algemene voorwaarden vernietigd kunnen worden: de algemene voorwaarden zijn onjuist verstrekt aan de wederpartij en/of deze algemene voorwaarden zijn onredelijk bezwarend.

 

Niet op de juiste manier aan de wederpartij verstrekt

Volgens de wet moeten de algemene voorwaarden correct aan u ter hand zijn gesteld op een zodanige wijze dat er een redelijke mogelijkheid is geboden om hier kennis van te nemen. De wet maakt een onderscheid tussen overeenkomsten langs de elektronische weg (online) en ‘gewone’ overeenkomsten. Bij overeenkomsten langs de elektronische weg is nodig dat de algemene voorwaarden op een zodanige wijze voor of tijdens het sluiten van de overeenkomst ter beschikking zijn gesteld dat deze door de wederpartij kunnen worden opgeslagen en voor haar toegankelijk zijn ten behoeve van een latere kennisneming. Mocht dit redelijkerwijs niet mogelijk zijn, dan moet voor het sluiten van de overeenkomst bekend zijn gemaakt waar de voorwaarden via elektronische weg toegankelijk zijn, alsmede dat deze voorwaarden op verzoek worden toegezonden. Vaak zal dit resulteren in een linkje onderaan de bevestigingsmail van een bestelling waarin de algemene voorwaarden zijn opgenomen en/of de algemene voorwaarden beschikbaar zijn voordat het vinkje van akkoord wordt aangeklikt. Ook zullen de algemene voorwaarden vaak via de website van de desbetreffende gebruiker beschikbaar zijn.

Voor ‘gewone’ overeenkomsten is voldoende dat de voorwaarde voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld, de voorwaarden op de in art. 6:230c BW bedoelde wijze zijn verstrekt (als het gaat om een dienstverlening), of als dit redelijkerwijs niet mogelijk is, voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt dat de voorwaarden bij hem ter inzage liggen of bij een door hem opgegeven Kamer van Koophandel of een griffie van een gerecht zijn gedeponeerd, alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden.

Volgens de Hoge Raad zijn deze mogelijkheden van terhandstelling limitatief, dat betekent dat alleen deze wijzen van terhandstelling zijn toegestaan. Gebeurt dit niet, dan zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar. De Hoge Raad maakt echter wel een uitzondering als er sprake is van algemene voorwaarden die voor de wederpartij op het moment van sluiten van de overeenkomst bekend waren of geacht kan worden dat hij daarmee bekend was. De bekendste voorbeelden hiervan zijn een overeenkomst die al eerder is gesloten met dezelfde algemene voorwaarden of bijvoorbeeld een groot bord bij een garderobe waar ‘gebruik op eigen risico’ op staat.

Onredelijk bezwarend

De tweede grond van vernietiging is als de algemene voorwaarden, gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend zijn voor de wederpartij. Dit is een hele mond vol, maar als u een overeenkomst sluit als privépersoon (dus niet bedrijfsmatig) dan biedt de wet u een helpende hand. De wet bevat namelijk de zogenoemde ‘zwarte lijst’ en ‘grijze lijst’. De zwarte lijst bevat een opsomming van bedingen die direct als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Hier is door de gebruiker van de algemene voorwaarden geen tegenbewijs tegenin te brengen. De grijze lijst bevat een opsomming van bedingen die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. Hier is tegenbewijs tegenin te brengen, maar de bewijslast ligt wel aan de kant van de gebruiker. Mocht het beding niet op de zwarte of grijze lijst zijn opgenomen dan kan alsnog beargumenteerd worden dat deze onredelijk bezwarend is, maar dit wordt bewijstechnisch lastiger.

Met de hoeveelheid (online) overeenkomsten die wij in deze tijd afsluiten is het bijna ondoenlijk om de algemene voorwaarden van voor tot achter te lezen. Juist daarom begrenst de wet de toepassing van algemene voorwaarden in bepaalde gevallen. Houd dus goed in uw achterhoofd dat de wederpartij niet zomaar alles in de algemene voorwaarden mag opnemen en dat deze op de wettelijke wijze aan u verstrekt moeten zijn. En klopt er iets niet volgens u? Lees die algemene voorwaarden dan toch maar wel.

Xenotransplantatie: oproep tot een fundamentele discussie

Op 7 januari 2022 bereikten wetenschappers een mijlpaal in de geschiedenis van de orgaantransplantatie. Op deze dag onderging de 57-jarige David Bennett een harttransplantatie met een genetisch gemodificeerd varkenshart en hiermee was hij de eerste mens met een dierlijk hart. Op 8 maart 2022 is Bennett om nog onbekende redenen overleden.

De transplantatie van dierlijke organen in een menselijk lichaam wordt door velen gezien als een oplossing voor het donortekort, maar in Nederland is xenotransplantatie momenteel nog niet toegestaan. Uit de memorie van toelichting bij de wet inzake het verbod op xenotransplantatie blijkt dat xenotransplantatie in Nederland verboden wordt vanwege de gezondheidsrisico’s die de techniek met zich mee kan brengen. De politiek lijkt een blinde vlek te hebben voor de ethische dimensie en ziet een fundamentele discussie over het verband tussen xenotransplantatie en menselijke waardigheid over het hoofd.

Twee noties van menselijke waardigheid

Menselijke waardigheid is een abstract begrip bestaande uit twee verschillende noties. Enerzijds erkent men de notie van menselijke waardigheid als autonomie: hieruit vloeit voort dat ieder mens zelf beslissingen mag maken over zijn eigen lichaam, aangezien eenieder als persoon met zijn lichaam is verbonden.  Een consequentie van deze opvatting is dat eenieder zelf mag kiezen of hij gebruik wil maken van een bepaalde biomedische technologie, zoals xenotransplantatie. Hierbij is wel vereist dat de persoon een goed geïnformeerde keuze maakt.

Anderzijds bestaat de notie van menselijke waardigheid als collectief en deze notie zou in het geval van xenotransplantatie kunnen botsen met de notie van menselijke waardigheid als autonomie. Menselijke waardigheid kan gezien worden als een collectief en fundamenteel recht dat de bescherming tegen objectivering van de mensheid waarborgt. Deze opvatting kan echter botsen met de vrijheden van de individuele mensenrechten, indien deze inbreuk maken op het mensbeeld dat ten grondslag ligt aan de mensenrechten. Het is dan de vraag of xenotransplantatie een inbreuk maakt op het mensbeeld en daarmee de menselijke waardigheid schendt. De politiek slaat deze  fundamentele vraagstukken echter over en gaat slechts in op de gezondheidsrisico’s omtrent xenotransplantatie.

Het belang van de fundamentele discussie

Uiteraard is het van groot belang om deze gezondheidsrisico’s nauwgezet te volgen, maar deze risico’s zullen in de loop der jaren opgelost kunnen worden, waardoor dit bezwaar niet meer zal gelden. Het is van groot belang dat men - voorafgaand aan een eventuele introductie van een omstreden technologie - een ethische discussie voert, zodat men niet halverwege het wetgevingsproces de ethische dilemma’s ontdekt. De Toeslagenaffaire leert ons immers waar een gebrek aan ethische reflectie toe kan leiden.

Uit de memorie van toelichting blijkt dat de politiek geheel voorbij is gegaan aan de notie van menselijke waardigheid. Deze discussie zou echter de basis moeten vormen van alle discussies, aangezien menselijke waardigheid de basis is van alle fundamentele menselijke vrijheden en bescherming biedt tegen dehumaniserende behandelingen. Het is de erkenning van de waarde van het menselijk leven en indien men deze discussie zou overs[i]laan, dan zou men de waarde van het menselijk leven ook overslaan.

Door technologische ontwikkelingen zoals xenotransplantatie vervagen de grenzen van ons huidige vastomlijnde begrip van ‘mens-zijn’. Daar waar een mens vroeger volledig door de natuur bepaald was, kan de mens door xenotransplantatie niet-menselijke eigenschappen verkrijgen. Hoe zou het zijn als een mens meerdere organen van een dier zou overnemen? Hoe ver rijkt ons recht op maakbaarheid? Men dient zich af te vragen of dergelijke aanpassingen leiden tot een fundamentele aantasting van ons mens-zijn, want een dergelijke aantasting raakt niet slechts het individu dat xenotransplantatie ondergaat. Het tast ook het algemene mensbeeld als fundament van de maatschappij aan.

Conclusie

Kortom, het is onbevredigend en onaanvaardbaar dat de politiek xenotransplantatie slechts bediscussieerd in het licht van de medische risico’s. De discussie over het verband tussen xenotransplantatie en menselijke waardigheid is een complexe en rijke discussie die vele kanten op kan gaan. Wellicht is de conclusie van de discussie dat xenotransplantatie en menselijke waardigheid onder bepaalde voorwaarden hand in hand gaan, maar een eventuele opheffing van het verbod kan slechts geschieden na een fundamentele discussie over de betekenis van mens-zijn en menselijke waardigheid.

Datalekken; heb ik recht op schadevergoeding?

Eind januari 2021 werd één van de grootste datalekken van de Nederlandse geschiedenis onthuld. Er bleek een levendige handel te bestaan in de privégegevens van Nederlanders die afkomstig waren uit de IT-systemen van de GGD. Deze gegevens werden doorverkocht aan criminelen. Criminelen hebben veel geld over voor deze data. Door middel van meer persoonlijke informatie kunnen ze namelijk geloofwaardiger frauderen. Het zouden maar net jouw naam, adres en Burgerservicenummer zijn die gebruikt worden om te frauderen. Dat wil natuurlijk niemand. Privacy is een grondrecht dat is vastgelegd in artikel 10 van de Grondwet. Een interessante vraag die daarbij op komt is: heb ik recht op schadevergoeding?

De Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) heeft onder andere als doel om persoonsgegevens te beschermen. In artikel 82 AVG is het recht op schadevergoeding voor personen, wiens persoonsgegevens zijn gelekt en hierdoor schade hebben geleden, vastgelegd. Het kan hierbij gaan om materiële of immateriële schade. Om recht te hebben op een vergoeding vanuit dit artikel is het van belang dat de grond een inbreuk op de AVG is. Een datalek staat niet letterlijk gedefinieerd in de AVG, maar artikel 33 AVG benoemt het als een inbreuk in verband met persoonsgegevens. Op basis van de AVG moeten deze persoonsgegevens door de organisaties beschermd worden met passende maatregelen. Indien dit niet of onvoldoende gebeurt, kan de organisatie aansprakelijk worden gesteld.

Daarnaast is uit eerdere rechtspraak gebleken dat voor de toekenning van schadevergoeding voor immateriële schade, alleen het aantonen van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer onvoldoende is. Er moet worden aangetoond dat het slachtoffer daadwerkelijk schade heeft geleden. Factoren die hierbij een grote rol spelen zijn de ernst, aard en duur van de inbreuk.

Op dit moment is stichting ICAM aanmeldingen en getuigenissen aan het verzamelen van mensen die zijn getroffen door het datalek van de GGD. Zij zijn een claim aan het voorbereiden die gericht is aan de Nederlandse staat, het ministerie van Volksgezondheid, regionale GGD’s, veiligheidsregio’s en gemeenten. Om de schadevergoeding daadwerkelijk te verkrijgen zal er hard bewijs moeten worden geleverd. Het wordt interessant om te zien of één van de grootste datalekken van de Nederlandse geschiedenis daadwerkelijk tot schadevergoeding zal gaan leiden, hoe hoog deze vergoeding gaat zijn en of dit verdeeld over slachtoffers gaat worden.