Het houdt volledig Nederland momenteel in de ban en heeft zijn invloed op eenieder. Misschien wel de meest ingrijpende maatregel uit het brede scala aan COVID-19 maatregelen: de avondklok. Sinds 23 januari geldt in heel Nederland het verbod om tussen 21.00 en 04.30 uur zich op straat te begeven – gegronde uitzonderingen buiten beschouwing gelaten -. In de Nota van toelichting toebehorende aan het Koninklijk Besluit betreffende deze avondklok is de noodzakelijkheid hiervan beschreven middels de volgende passage: “Dit besluit is noodzakelijk op grond van het advies van het OMT inzake de situatie rondom de COVID 19-pandemie (…) Het OMT oordeelt dat een avondklok een substantiële aanvullende bijdrage kan leveren aan het zo snel mogelijk en zo diep mogelijk verlagen van het aantal positieve gevallen in de periode tot 9 februari. Een verdere vermindering van het aantal besmettingen nu, kan leiden tot een belangrijke en relevante extra vermindering van het totaal aantal gevallen van COVID-19 op de langere termijn, aldus het OMT. Tot slot concludeert het OMT dat er geen alternatieve maatregelen beschikbaar zijn die qua effectiviteit gelijkwaardig zijn.” De inwerkingtreding en inwerkingstelling van deze vergaande maatregel ter bestrijding van de huidige pandemie op voordracht van minister-president Rutte vindt zijn wettelijke grondslag in artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Het eerste lid van dit artikel biedt middels de volgende bewoording de mogelijkheid tot instelling van een avondklok: "Onze Minister van Veiligheid en Justitie en de commissaris van de Koning zijn bevoegd het vertoeven in de open lucht te beperken."
Noodzakelijk wegens wichtige redenen of niet, de hierboven besproken invoering is niet door heel het land even positief ontvangen. Naast de invoering op zich heeft met name de verlenging van de avondklok heel wat tegengeluid ontvangen. Stichting Viruswaarheid belichaamt het wellicht meest gehoorde tegengeluid, zij stellen dat de "inperking van grondrechten, die zijn verankerd in de grondwet en internationale verdragen, niet zomaar terzijde kunnen worden geschoven". Op zestien februari tweeduizend eenentwintig is door de rechtbank Den Haag bepaald dat de avondklok per direct moest worden opgeheven. Stichting Viruswaarheid trok in deze zaak aan het langste eind, daar de rechter oordeelde dat de avondlok als maatregel is aangenomen op verkeerde rechtsgronden. De rechter oordeelde dat er erg zorgvuldige besluitvorming nodig is voor een dusdanig vergaande maatregel als een avondklok, daar deze maatregel een vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het recht op bewegingsvrijheid maakt. De rechter oordeelde aldus dat er geen sprake was van voldoende zorgvuldige besluitvorming. Het gejuich van de stichting was echter niet van lange duur, daar de Nederlandse Staat met succes in hoger beroep is gegaan. Tien dagen na de uitspraak van de rechtbank Den Haag oordeelde het Gerechtshof dat er ‘juridisch niets mis is’ met de avondklok en deze aldus in stand dient te blijven. Naast de zojuist beschreven rechtsgang die stichting Viruswaarheid heeft belopen, is via artikel 9 van de Grondwet tevens verscheidene keren geprobeerd een meer vruchtbaar tegengeluid te bieden tegen de avondklok. Meerdere demonstraties, zowel vredig als minder vredig, hebben de laatste tijd plaatsgevonden op verschillende plekken in het land. Tot op heden hebben deze demonstraties zijn vruchten nog niet mogen afwerpen.
De tegengeluiden die kort de revue zijn gepasseerd laten zien in hoeverre de COVID-maatregelen – en dan met name de avondklok – een opschudding binnen de Nederlandse samenleving bewerkstelligen. Deze opschudding, tezamen met het juridische kader betreffende de Noodwet, maakt dat de avondklok is te beschouwen als een sociaal-juridisch hoofdpijndossier. Een prognose stellen op de ontwikkeling van dit dossier lijkt onmogelijk. Dus, voor nu: op tijd naar binnen.