Affectieschade bij broers en zussen

Met je broer of zus heb je vaak een hechte band; je bent samen opgegroeid en deelt dezelfde genen. Als jouw broer of zus iets overkomt waardoor er bij hem/haar ernstig blijvend letsel ontstaat of als hij/zij zelfs komt te overleiden, kan je je erg verdrietig voelen. Dit verdrietige gevoel is een vorm van immateriële schade en wordt affectieschade genoemd. Dat is schade die niet in geld kan worden uitgedrukt. Deze schade kan vergoed worden, maar dat gebeurt niet altijd.

Hoe zit het in de wet?

Sinds 1 januari 2019 is dit geregeld in de wet. Uit artt. 6:107 en 6:108 BW blijkt dat je affectieschade vergoed kunnen krijgen als een naaste letsel oploopt of komt te overleiden door een gebeurtenis waarvoor iemand anders aansprakelijk is. In de wet vind je de vaste kring van gerechtigden: dit zijn de mensen die sowieso de aansprakelijke persoon kunnen aanspreken voor een schadevergoeding. Dit zijn bijvoorbeeld de echtgenoot of geregistreerd partner, de ouder of een kind van het slachtoffer. Uit de wet blijkt dat broers en zussen niet horen tot deze vaste kring van gerechtigden. Zij kunnen vallen onder sub g: iemand die in een nauwe persoonlijke relatie tot de gekwetste staat. Dit wordt ook wel de hardheidsclausule genoemd.

Toegewezen of afgewezen?

Uit de rechtspraak blijkt dat slechts in uitzonderlijke gevallen broers en zussen een schadevergoeding toegewezen kregen op grond van de hardheidsclausule. Het wordt vaak alleen toegewezen als er sprake is van een bijzondere zorgrelatie of als ze één huishouden vormen. Soms wordt de vordering ook afgewezen als voor het toepassen van de band tussen de broers en zussen nader onderzoek vereist zou zijn en dat dan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het kan dus nog best lastig zijn om aan de rechter te bewijzen dat je als broer of zus een nauwe persoonlijke relatie hebt met het slachtoffer.

Over dit onderwerp is veel discussie. De rechter staat namelijk vrij in zijn beslissing om de affectieschadevergoeding toe te kennen of niet. Dat is misschien voor de wetgever nog iets om nog over na te denken; moeten we deze vaste kring van gerechtigden uitbreiden in de wet door broers en zussen toe te voegen of laten we de beslissing aan de rechter door het af te laten hangen van de omstandigheden van het geval?