Op 1 januari 2021 is de Wet Franchise in werking getreden. Deze heeft een plek gekregen in Boek 7 onder titel 16 van het Burgerlijk Wetboek (art. 7:911 tot en met art. 7:922 BW). Wat betekent deze wetswijziging voor bestaande en toekomstige franchisegevers en franchisenemers? De Wet Franchise beoogt, overeenkomstig met het doel van de wetgever, de positie van de franchisenemer te versterken. Ten gevolge van de wet komt ook de handelsrelatie meer in evenwicht, door betere samenwerking tussen partijen. Met de nieuwe regels zal verandering optreden voor de franchiseovereenkomsten van onder andere: Albert Heijn, De Hypotheker, Etos, Hema, Starbucks etc. In deze blog zal ik in kaart te brengen hoe enkele bepalingen uit de Wet Franchise zullen bijdragen aan de versterking van de positie van de franchisegever en -nemer.
Ondernemers kunnen profiteren van de voordelen die komen kijken bij franchising, het kan zeker een uitkomst zijn voor starters in een bepaalde sector met veel concurrenten. Franchising is een manier van zakendoen waarbij een ondernemer het recht krijgt om een zaak te exploiteren onder een bestaande handelsformule en een bestaande naam. Hierbij is sprake van een franchisegever (de ontwikkelaar van een bestaande formule) die gaat samenwerken met een franchisenemer (degene die gaat ondernemen op basis van de formule). Voordeel voor de franchisenemer is dat hij zijn aandacht volledig op het ondernemen kan vestigen, omdat bijvoorbeeld het bedrijfspand, de inkoop en marketing grotendeels door de franchisegever worden verzorgd. Wel is de franchisenemer iets minder onafhankelijk, maar hij kwalificeert nog wel als een zelfstandig ondernemer in de ogen van de Belastingdienst.
De nieuwe wet maakt van de franchiseovereenkomst een bijzondere overeenkomst. De nieuwe bepalingen gelden met onmiddellijke ingang voor franchiseovereenkomsten die zijn gesloten na 1 januari 2021, voor reeds bestaande overeenkomsten geldt dat zij vanaf 1 januari 2023 de Wet Franchise in acht moeten nemen. Veel franchiseovereenkomsten worden echter gesloten voor een periode van 5 jaar, dit betekent dat bestaande overeenkomsten moeten worden aangepast. De regels van art. 7:911 tot en met art. 7:922 BW zijn dwingendrechtelijk van aard, derhalve mag niet ten nadele van franchisenemers worden afgeweken. Niet alleen zullen bestaande contracten worden aangepast aan de nieuwe wet, er moet een heroriëntatie plaatsvinden. De heroriëntatie van de bedrijfsvoering is van belang indien de samenwerkingsovereenkomst te kwalificeren valt als een franchiseovereenkomst, voorheen was er immers geen wettelijke definitie van franchising gegeven in de Franchisecode 2016. Daarnaast moet nieuw gedrag in de bedrijfspolitiek van de franchisegever en -nemer worden geïntegreerd, de Wet Franchise stelt immers nieuwe vereisten aan onder andere informatieverplichting en zorgplicht. De partijen moeten zich gaan gedragen als een goed franchisegever en -nemer volgens de normen van redelijkheid en billijkheid. Volgens de wetgever drukt de formulering van art. 7:912 BW uit dat de franchisegever en de franchisenemer zich dienen te gedragen zoals een ‘behoorlijk persoon’ zich jegens een ander gedraagt. Verder wordt in deze wet met name in de precontractuele fase meer van de franchisegever verwacht qua informatievoorziening.
Er zijn vier belangrijke veranderingen aan te wijzen:
1. Kwalificatie van de franchiseovereenkomst (art. 7:911 BW);
Het BW geeft nu een concrete definitie van de overeenkomst:
“De franchiseovereenkomst is de overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten.”
2. Precontractuele informatieplichten (art. 7:913 – 7:915, art. 7:917 BW);
Voor het sluiten van het contract moeten de twee partijen alle relevante algemene en financiële informatie hebben uitgewisseld. De franchisegever moet aan de franchisenemer een conceptovereenkomst verstrekken, zo kan deze partij de risico’s van de franchising beoordelen. Daarna volgt een bedenktermijn van vier weken waarin niets gewijzigd mag worden aan het franchisecontract. Dit houdt concreet in een partij de overeenkomst niet mag binden, extra bedingen toe mag voegen of betalingen mag afdwingen.
3. Zorgplicht gedurende de uitvoering van de franchiseovereenkomst (art. 7:912, art. 7:916 en art. 7:919 BW;
De franchisegever moet de franchisenemer altijd hulp bieden tijdens hun samenwerking, indien deze partij dit behoeft. Een voorbeeld hiervan is ondersteuning op commercieel en technisch gebied. Verder is vereist dat minimaal één keer per jaar overleg plaatsvindt tussen de franchisegever en -nemer. Wanneer de franchisegever belangrijke zaken wil veranderen in het contract, heeft hij hier toestemming van de franchisenemer voor nodig. Hij moet deze dan ook voldoende informatie verschaffen, voordat deze akkoord kan gaan met de verandering. De franchisegever heeft dus een grotere inspanningsverplichting jegens de ondernemer gekregen.
4. Goodwill en concurrentie (art. 7:920 BW);
Na de beëindiging van de franchiseovereenkomst mag een concurrentiebeding maximaal één jaar gelden en alleen in het gebied waar de partij als franchisenemer actief was. De franchisenemer mag niet gedwongen worden om zijn onderneming tegen ongunstige voorwaarden te verkopen. Ook moeten in de overeenkomst afspraken worden gemaakt over de betaling van goodwill, deze wordt over het algemeen betaald bij afloop van de franchiseovereenkomst.
De nieuwe Wet Franchise biedt een aantal waarborgen die de positie van de franchisenemer aanzienlijk versterkt, de franchisegever heeft vanaf nu een wettelijke inspanningsverplichting. Daarnaast moeten partijen meer rekening te houden met elkaars belangen en wordt overleg en transparantie bevorderd. De verwachting is dat zulks de franchisesamenwerking ten goede zal komen, de partijen moeten zich gedragen als een goed franchisenemer en franchisegever. Omdat reeds bestaande franchiseovereenkomsten nog aangepast worden, zal na een aantal jaar sinds de inwerkingtreding blijken of de wet haar doel heeft bereikt en een positieve bijdrage levert aan franchise in de praktijk. Albert Heijn, De Hypotheker, Etos, Hema en Starbucks hebben dus nog ruim de tijd om hun franchiseovereenkomsten aan te passen, maar er is wel werk aan de winkel!