Mijn wil is wet

Het jaar 2017: Het jaar van #MeToo. Niet alleen in dit jaar bleek seksueel overschrijdend gedrag een veel voorkomende (zacht uitgedrukt) ‘nare’ ervaring te zijn van vele slachtoffers. Mede door de agressie die is ontstaan door de ingrijpende coronamaatregelen is immers gebleken dat de seksuele driften bij vele verdachten voor verkrachting nóg hoger liggen… Een groot probleem wat helaas aanwezig blijkt te zijn, is de wijze waarop de Nederlandse zedenwetgeving verkrachting strafbaar stelt. De huidige vorm van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is afkomstig uit 1991. Is dit artikel nog wel bij de tijd? Hoort de verdachte niet voor meerdere gevallen van verkrachting strafbaar te worden gesteld dan in dit artikel staat omschreven? 

Dit zijn vragen die Minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus sinds 20 mei 2019 heeft geprobeerd te beantwoorden. Ten aanzien van de strafbaarstelling van verkrachting heeft Grapperhaus een nieuw wettelijk model ontworpen. De grondslag houdt in dat niet meer het seksueel binnendringen onder dwang, zoals bedoeld in huidige artikel 242 Sr centraal staat, maar alle vormen van onvrijwillig seksueel overschrijdend gedrag strafbaar te stellen. Het huidige artikel 242 Sr wordt vervangen door een driedelig verkrachtingsmodel, vormgegeven in: artikel 239 Sr, artikel 242 Sr en artikel 243 Sr. Wat voor invloed heeft dit nieuwe wettelijke model van het wetsvoorstel op de beoogde uitbreiding van de strafrechtelijke bescherming, respectievelijk de omvang van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van verdachten?

Artikel 239 Sr

Dit artikel omschrijft de definitie van het begrip het verrichten van seksuele handelingen met een persoon van de nieuwe Titel XIV ‘seksuele misdrijven’. Het gaat hierbij over seksuele handelingen in direct contact tussen dader en slachtoffer, zoals ook in het huidige artikel 242 Sr wordt omschreven. Echter, het gaat ook over situaties waarin de dader op afstand de leiding heeft over het contact tussen het slachtoffer en een derde. Denk hierbij aan gevallen waarin de verdachte het slachtoffer verplicht, in zijn bijzijn, seks te hebben met een derde of groepsseks uit te voeren. Ook wordt hier gedacht aan de strafbaarstelling van digitale vormen van seks. Als het slachtoffer wordt verplicht via de webcam seks met zichzelf, of met een derde, te hebben terwijl de verdachte toekijkt, wordt hij ook strafrechtelijk aansprakelijk gesteld voor verkrachting.

Artikel 242 Sr

Verwar dit niet met het huidige artikel 242 Sr. In het nieuwe artikel 242 Sr van het wetsvoorstel staat de schuldverkrachting strafbaar. Deze vorm omvat een onderzoeksplicht. Van de dader wordt verlangd uit feiten en omstandigheden op te maken dat er een ernstige reden aanwezig was dat de wil tot het seksuele contact bij de ander ontbrak. Zo ligt de verantwoordelijkheid bij de dader dat hij had moeten weten dat de seks tegen de wil was. In het huidige artikel 242 Sr is deze schuldvariant niet aanwezig. De verdachte is alleen strafbaar als hij ander dwingt seksuele handelingen uit te voeren. In het bestanddeel dwang ligt het ingeblikte opzet op de onvrijwilligheid. Het gaat hierbij enkel om ‘besefte vrijwilligheid’, ten tijde van de seksuele handelingen. De verdachte kan hierdoor het verweer voeren dat hij ten tijde van zijn handelen niets heeft gemerkt van de onwil van het slachtoffer. Bijvoorbeeld in de situatie waarin het slachtoffer sliep, kan verkrachting dan niet bewezen worden. Echter, met de nieuwe strafbaarstelling in artikel 242 Sr komt de verdachte niet zomaar weg met dit verweer. De aandacht verschuift naar het slachtoffer: het gaat om zijn beleving en de omstandigheden waaronder het seksueel contact heeft plaatsgevonden. De vraag is niet meer of het slachtoffer voldoende duidelijk was in zijn wil, maar of de verdachte voldoende inspanning had verricht om de vrijwilligheid te achterhalen. Ingeval van alcohol- of drugsoverdosis, misleiding, bewusteloosheid en slaap kan de verdachte daarom nu wél strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.

Artikel 243 Sr

In het eerste lid van dit artikel staat de opzetverkrachting. De dader is dan strafbaar als hij wist dat het slachtoffer de seksuele handelingen niet wilde, maar dit toch uitvoerde. Het gaat hierbij enkel over opzet op de onvrijwilligheid. Volgens het criterium van dwang in artikel 242 Sr moet er hiernaast ook sprake zijn van opzet op de onvermijdbaarheid. Onvermijdbaarheid vereist dat uit de feiten duidelijk moest zijn dat het slachtoffer zich niet kon verzetten of verweren. Als volgens het huidige artikel het slachtoffer zich niet verzette, daar waar hij dit wel kon doen, werd opzet (en dus dwang) en dus verkrachting niet bewezen. In het nieuwe opzetartikel wordt dit vereiste weggelaten. Hierdoor wordt voorkomen dat in situaties van tonic immobility de verdachte wordt vrijgesproken. Dit een situatie waarin het slachtoffer een automatische ‘bevriesactie’ van het lichaam vertoont, waardoor hij niet meer in staat is zich te verweren en de onvrijwilligheid te laten horen. De bevriesreactie moet nu voldoende zijn voor het begrip van de verdachte dat het slachtoffer de seksuele handelingen niet wilde. Dit zorgt ervoor dat er wel sprake was van opzet, hetgeen resulteert in een veroordeling. Situaties waarin het slachtoffer dus uit angst, shock en verstijving zich niet durft te verzetten, volgt nu wél strafrechtelijke aansprakelijkheid.

De huidige vereisten van ‘dwang’, ‘geweld’ en ‘bedreiging’ zijn volgens het tweede lid van dit artikel stafverzwarende bestanddelen. Een dwangsituatie is hierdoor niet meer een voorwaarde voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid, maar is enkel een omstandigheid die het verwijt van de verdachte vergroot. Hoe groter het verwijt, des te strenger de sanctie.


De omschrijving van het nieuwe wettelijke model laat dus zien dat met het centrale bestanddeel van (on)vrijwilligheid – niet meer dwang – en de onderzoeksplicht wordt beoogd in meerdere situaties slachtoffers beter te beschermen en de omvang van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van verdachten te vergroten. Ben jij het, net zoals ik, ook eens met minister Grapperhaus en wil je dat de wet op deze wijze wordt gewijzigd? Laat dan jouw “JA”-stem achter bij de #LetsTalkAboutYes-campagne van Amnesty International of reageer via de internetconsultatie. Op deze wijze breng jij gehoor aan de instemming van het wetsvoorstel van minister Grapperhaus. Je hebt tot 4 juni 2021 om jouw stem uit te brengen!